Deel 3 - De verborgen boodschap in de krantenknipsels
Leestijd: 10 minuten
09-01-2025
‘Edwin, kijk eens. Ik kan een bal onder een theedoek laten zweven.’
Ik was tien jaar oud en rende van de woonkamer naar de keuken, waar mijn vader net klaar was met de afwas. Hij stond daar, hield de punten van een slap hangende theedoek tussen zijn duimen en wijsvingers, strekte zijn armen naar voren en zei:
‘Let goed op. Daar gaat-ie.’
Hij kantelde zijn polsen langzaam naar achteren, en ja hoor, de theedoek kwam omhoog. Tot mijn verbazing bleef hij horizontaal zweven. In het midden tekende zich duidelijk de ronde vorm van een bal af. Een jaar lang moest mijn vader dit kunststukje herhalen. Elke keer stond ik er gebiologeerd naar te kijken, vol bewondering voor wat ik toen als pure magie zag. Maar op een dag had hij er genoeg van. Hij onthulde het geheim: de bal was in werkelijkheid een houten pollepel, die hij slim tussen zijn vingers verborgen hield. Vanaf dat moment was de betovering verbroken. Hoe ik ook probeerde de magie terug te zien, ik zag alleen nog een theedoek en een pollepel.
Iedereen die zich in de vermissing van Herman Ploegstra heeft verdiept, weet dat de zaak vol tegenstrijdigheden en onwaarschijnlijkheden zit. Een goed voorbeeld hiervan is de wijze waarop Ploegstra met de bedreigingen omging. Hij verwachtte te sterven, toonde zich angstig en verdacht zijn schoonvader, maar hij deed geen aangifte, gooide de dreigbrief weg, deed geen beroep op zijn vrouw om haar vader op andere gedachten te brengen, dook niet onder, enzovoorts. Als ik een scenario schets en gebreken ontdek, probeer ik die gebreken te repareren met veronderstellingen. Vervolgens beoordeel ik hoeveel veronderstellingen er nodig zijn en hoe voor de hand liggend of vergezocht ze zijn. Elk scenario waarin ik de vermissing in zijn totaliteit probeerde te duiden, ging telkens weer op vele punten mank.
Dit probleem trad ook op als ik focuste op de afzonderlijke elementen van de vermissing. Hoe hebben de daders Ploegstra daar bij het Waterschapsterrein bijvoorbeeld tot stoppen kunnen dwingen? Laat ik alle mogelijkheden op dit onderdeel eens nalopen.
Wat weten we zeker?
- Vijftien meter voordat Ploegstra's auto tot stilstand kwam is er iets bijzonders gebeurd, want vanaf dat punt is hij met twee wielen door de berm gereden om vervolgens twee reflectorpaaltjes plat te rijden.
- Er zijn geen andere autosporen: geen rem- of glijsporen, geen blikschade, geen sporen in de bermen.
- De weg langs de zeedijk is van westelijk tot oostelijk Zeeuws-Vlaanderen een belangrijke verbindingsweg. Het is er 's avonds wel rustig, maar er is evengoed frequent verkeer.
- De weg biedt vanaf de locatie van Ploegstra's auto naar twee zijden 400 meter vrij zicht. De gemiddelde Zeeuws-Vlaamse automobilist legt dat af in 17 seconden.
- De afstand tot de bewoonde wereld is in beide richtingen 800 meter, in geval van nood gemakkelijk af te leggen in 30 seconden.
- Een dader die op de locatie van Ploegstra's auto in de smiezen loopt, heeft vanwege de 'waterfuik' die ik in deel 2 benoemde weinig kans te ontsnappen.
- De weg, met bermen en fietspad, is ter plaatse 25 meter breed.
- Zeeuws-Vlamingen, ook de geïmporteerde, rijden standaard op volle snelheid op smalle wegen door de bermen als ze willen inhalen of als er een tegenligger nadert. Dat kan doordat de bermen keihard zijn.
- Ploegstra vreesde al een tijd voor zijn leven en was daardoor niet argeloos.
- Ploegstra's auto was voor die tijd een mastodont op de weg.
Wat kunnen we veilig aannemen?
- De daders hebben het delict voorbereid.
- De daders hebben risico's hierbij willen minimaliseren, temeer daar ze een levensdelict wilde plegen.
Als je al deze feiten combineert, kun je de volgende conclusies trekken.
- Met zijn BMW X5 en Ploegstra zelf in een fight dan wel flight-modus had hij mogelijkheden te over om het er levend vanaf te brengen. Om onverklaarbare redenen werd het echter de freeze-modus en zette hij zijn auto tamelijk gedwee aan de kant. De afwezigheid van de wil het naderende onheil te voorkomen sprak ook al uit het nalaten aangifte te doen of andere maatregelen te treffen.
- De daders hebben veel geluk gehad dat Ploegstra zich zo mak als een lam naar de slachtbank liet leiden, want met zijn auto (2.000 kg, 231 pk) had hij hun voertuig en henzelf veel schade kunnen toebrengen. Eigenlijk hebben de daders enorme risico's genomen als ze Ploegstra daar hebben willen klemrijden.
- De locatie is vanuit het oogpunt van de daders uiterst belabberd gekozen. Elke 17 seconden had er vanuit het niets een getuige pal langs hen heen kunnen rijden. Het scenario dat Ploegstra in de val gelokt is met een nep-afspraak staat daarmee eveneens op losse schroeven. Voor een dergelijke val kun je namelijk zonder problemen een veel betere locatie kiezen.
Een laatste mogelijkheid is wat mij betreft dat hij met een vuurwapen is bedreigd en zo onder de indruk was dat hij zijn auto zonder weerstand te bieden aan de kant zette. Afgezien van allerlei praktische problemen die ik hierbij zie vraag ik me af wat Ploegstra in die situatie met het busje traangas had willen beginnen.
Het voorgaande is een korte samenvatting op hoofdzaken van mijn gepuzzel om te verklaren hoe Ploegstra tot stoppen kon zijn gedwongen. Uiteindelijk kwam ik tot de voorzichtige slotsom dat Ploegstra er, ondanks de sporen die iets anders leken te suggereren, was gestopt omdat hij daar vrijwillig wilde stoppen. Verder analyserend kwam ik tevens tot de voorzichtige conclusie dat er weliswaar aanwijzingen waren dat Ploegstra met veel geduw en getrek werd ontvoerd - zoals ook in verschillende reportages over de zaak is nagespeeld - maar dat daarvan geen sprake kon zijn. Want hoe kon een worsteling zo heftig zijn dat Ploegstra's bezittingen erdoor op de grond vielen, zonder dat er een enkel spoor van de daders was te zien? Het was de gevallen portemonnee met de krantenknipsels waardoor mijn euro viel.
In de uitzending van Peter R. de Vries was de vraag waarom Ploegstra de krantenknipsels uit 2007 in zijn portemonnee bewaarde en de kopie van de aangifte in zijn werkkraan, onbeantwoord gebleven. Ze wekten de indruk dat Ploegstra ze nodig had vanwege de bedreigingen door Buijck, maar wat wilde hij er dan mee doen? En waar wachtte hij dan nog op? De reden dat Ploegstra de knipsels in zijn portemonnee bewaarde en de portemonnee op de grond lag ... was dat Ploegstra wilde dat de knipsels gevonden werden. Net zoals hij bewerkstelligde dat de aangifte gevonden werd door hem in de werkkraan te leggen. Als hij ze thuis had laten liggen, zouden ze nooit zijn opgevallen. Door er de aandacht op te vestigen zou de suggestie dat Ploegstra in opdracht van Buijck ontvoerd en vermoord was dramatisch versterkt worden. En dat was de bedoeling.
Hierna was de illusie, voor mij althans, geheel verdwenen. Ik zag alleen nog maar theedoeken en pollepels: Herman verzint een dreigbrief, Herman rijdt over reflectorpaaltjes heen, Herman doet alsof hij angstig is, Herman stopt de knipsels in de portemonnee, Herman zegt dat hij Buijck verdenkt, Herman legt de portemonnee op de grond, Herman zegt dat hij gevolgd wordt, Hermand legt de rekwisieten op de bodem van de auto. Herman is allerminst spoorloos. Hij heeft alle sporen juist zelf gecreëerd. Herman is gewoon verdwenen en de dader is degene die al die tijd al spoor-loos was. Omdat hij niet bestond.
Herman leest de krant.
Wel honderd keer.
Dus toch.
Waarom is dit scenario dan zo snel verlaten? Maar waarom is het - volgens mij - toch juist? Dat beantwoord ik in Deel 4 (slot) - De definitie van familieman
Terug naar Niet Herman maar de dader is spoor-loos